Introductie

Op 17 augustus 2015 nam Huib Zuidervaart van het Huygens ING op verzoek van een aantal collega-wetenschappers contact op met de KB met de mededeling dat bij Christie’s in Londen een heel bijzonder boekje geveild zou gaan worden: een gedrukte versie van een korte tekst over optica van de Amsterdamse burgemeester en wiskundige Johannes Hudde (1628–1704) waarvan geen enkel gedrukt exemplaar bewaard gebleven leek te zijn (fig. 1).1 Het werkje zat verstopt in een veel couranter boek van Pierre Borel (1620–1671) over telescopen, De vero telescopii inventore, uitgegeven te Den Haag in 1656.2 De inhoud van het werkje was wel bekend. Twintig jaar geleden hadden Rienk Vermij en Eisso Atzema de tekst gereconstrueerd op basis van twee handschriften, één in de Royal Society in Londen, het andere in het Leibniz-archief in Hannover.3 Christie’s zou Christie’s niet zijn als ze geen goed vooronderzoek zouden doen naar de objecten die bij hen geveild worden. Zij kwamen het artikel van Vermij en Atzema op het spoor en namen contact op met beide auteurs. Er trok een rilling door de groep onderzoekers die zich bezighoudt met de bestudering van de geschiedenis van de natuurwetenschappen: het verloren gewaande boek was gevonden! Onderling werd gediscussieerd welke instelling dit boek zou moeten verwerven en wie getipt moest worden: Museum Boerhave, Museum Meermanno, de Koninklijke Bibliotheek, enzovoorts. En zo nam Zuidervaart contact op met de KB, eerst met Constantijn Huygens-kenner Ad Leerintveld en via hem kwam het bij mij als conservator oude drukken terecht.

Fig. 1: 

Fragment van de eerste pagina van Huddes Specilla circularia met de naam ‘Joh. Huddenij’ toegevoegd in handschrift.

Koop dat boek!

We maakten een afspraak – dat ging heel simpel omdat het Huygens ING toen nog gehuisvest was in het gebouw van de KB. Zuidervaart was enthousiast, heel enthousiast en probeerde met allerlei kopieën en gedreven verhalen me te overtuigen dat dit unieke boek in de KB thuishoorde. Omdat nog niet duidelijk was waar en wanneer het boek geveild zou worden en tegen welke prijs, liet ik de zaak voorlopig rusten. Maar eind oktober stuurde Zuidervaart weer een mail: ‘Had je al gezien dat Borel/Hudde online staat? De schatting is pittig: £10,000 – £15,000. Christie’s, Veiling Science & Medicine Books from The Royal Institution Of Great Britain, 1 December 2015, London, King Street’.4 Ik bekeek het catalogus entry. Het boek was beschreven op de naam van Borel maar de annotatie van Christie’s vermeldde loud en clear dat hieraan een uniek werkje was toegevoegd:

BOUND WITH A HITHERTO LOST WORK: Hudde’s Specilla Circularia, which rejects Descartes’ views on spherical aberration, and his call for the manufacture of aspherical lenses. This tract was previously known in only two later manuscript copies (see Vermij and Atzema). This copy is likely to be from the renowned collection of Gerard Meerman: the catalogue of his auction describes a copy of Borel bound with Hudde (lot 897).5

En inderdaad, de schatting was navenant pittig: de 10.000 tot 15.000 GBP kwamen overeen met zo’n 14.000 tot 20.000 euro. Toen begon de tijd ineens te dringen want een dergelijk groot bedrag vraagt voorbereiding. Dat kan niet zomaar uit het reguliere budget voor oude drukken worden betaald. In eerste instantie aarzelde ik: het werk van Borel was al aanwezig in de collectie van de KB en de geschatte verkoopprijs was hoog. Kon ik het verantwoorden een dergelijk bedrag uit te gaan geven voor acht blaadjes? Was dit wel zo belangrijk? Wie was die Hudde eigenlijk? En waarom was dit boekje zo bijzonder?

Wat doe je dan als conservator? Je gaat je erin verdiepen, in dit geval om te beginnen op basis van alle informatie die me was verschaft. Ik las het artikel van Vermij en Atzema en dat overtuigde me ervan dat het inderdaad om een zeer belangrijke tekst ging. Bleef de vraag of het daadwerkelijk een unicum was. Was inderdaad nergens ter wereld een exemplaar van dit drukwerkje te vinden? Ik herhaalde het onderzoek van Vermij, Atzema en Zuidervaart door alle online catalogi door te vlooien die ik kon bedenken: de STCN, Picarta, Heritage of the Printed Book Database, WorldCat, Karlsruher Virtueller Katalog – Specilla circularia bleek inderdaad in geen enkele daarin opgenomen bibliotheek voor te komen. Ook Google books werd doorzocht. Dat leverde een aantal vermeldingen op – waarover later meer – maar geen vermeldingen in gedrukte bibliotheekcatalogi.

Specilla circularia in druk

Dat Specilla circularia in geen enkele van deze catalogi voorkwam was vreemd, want dat het ooit gedrukt was, was wel bekend. Zo schreef de wiskundige Frans van Schooten de jonge aan Christiaan Huygens op 30 mei 1656:

Onlangs stond hier bij Boekverkopers een blad papier te koop, waarvan de titel was: Specilla Circularia, maar zonder naam van Schrijver en Drukker in het licht gegeven, waarvan ik met anderen wegens de zorgvuldigheid dacht dat het door U was uitgegeven, maar, aangezien ik er geheel onzeker over ben, wil ik heel graag van U weten of dit zo is, daar u immers in de Dioptrica veel vernuftigs dat hierop lijkt hebt bedacht en ook tot een gelukkig einde hebt gebracht. Wat ook de reden is, dat ik ditzelfde blad aan de Heer Wallis heb gestuurd, bij wie het niet onwelkom zal zijn, dacht ik; vooral daar ook hij er niet voor was teruggeschrokken datgene van hem, dat hij zeer onlangs over Wiskunde heeft uitgegeven, op deze manier te behandelen en te bewijzen, dat wil zeggen langs Analytische weg.6

De tekst was dus in 1656 in een oplage gedrukt en te koop bij verschillende Leidse boekhandelaren. Huygens antwoordde Van Schooten drie dagen later dat hij het werkje niet kende en er benieuwd naar was.7 Daarop stuurde Van Schooten ook een exemplaar naar Huygens met de mededeling dat hij het mocht houden omdat hij ook nog een exemplaar voor zichzelf had aangeschaft.8 Uit deze brieven blijkt dat Specilla circularia in meerdere exemplaren voorhanden was. Het was bij verschillende boekverkopers te koop en Van Schooten stuurde er een aan de Engelse wiskundige John Wallis en aan Christiaan Huygens. Bovendien lijkt Spinoza er ook een bezeten te hebben, zoals blijkt uit een verloren gegane, maar in 1677 gepubliceerde brief waarin hij een tekening uit Specilla circularia kopieerde.9 Waarschijnlijk zijn al die exemplaren verloren gegaan omdat het een klein werkje was, gedrukt op ‘een blad papier’ – zoiets maakt een dergelijke uitgave kwetsbaar.

Toch zijn uit veilingcatalogi wel exemplaren bekend. Specilla circularia blijkt onderdeel uitgemaakt te hebben van twee verzamelingen: die van Goswin Uilenbroek (1658–1740) en van vader en zoon Gerard (1722–1771) en Johan Meerman (1753–1815). Van de bibliotheek van Uilenbroek bestaan twee veilingcatalogi. De eerste dateert van 1729, maar op die veiling werd een groot deel van de boeken niet verkocht, of uit de veiling teruggetrokken (fig. 2).10 Dit deel van de collectie werd na Uilenbroeks dood in 1741 opnieuw ter verkoop aangeboden.11 Bij deze twee veilingen maakte Specilla circularia onderdeel uit van een lot van zes werken. In dit lot zat het boek van Borel over de uitvinding van de telescoop en samen met andere boeken over vergelijkbare onderwerpen uit die jaren: Christiaan Huygens, Systema Saturnium (Den Haag 1659; 96 p.); Eustachii de Divinis Septempedani, Brevis annotatio in systema Saturnium Christiani (Rome 1660; 56 p.) samen met Christiaan Huygens, Brevis assertio systematis Satvrnii svi (Den Haag 1660; 20 p.); Eugenii Jacobus Coccaeus, Epistola de mundi, quæ circumferentur, systematis (Amsterdam 1660; 32 p.); Jacob Bartsch, Usus astronomicus Indicis aspectuum veterum et praecip. novorum compendiose sine calculo simul omnium inveniendorum (Neurenberg 1661; 27 p.). Het boek van Borel heeft 192 pagina’s, de andere zijn veel dunner. Alles bij elkaar tellen de boeken ongeveer 420 pagina’s en het zou dus heel goed kunnen dat ze bij elkaar in één band gebonden waren. Mede omdat van Uilenbroek bekend is dat hij zijn boeken veelal van mooie banden liet voorzien, lijkt dit niet het exemplaar te zijn dat bij Christie’s werd geveild; dat zit in een simpele contemporaine perkamenten band.12

Fig. 2: 

Lot nummer 750 uit de eerste veiling uit 1729 van de bibliotheek van Goswin Uilenbroek, met daarin de vermelding van Huddes Specilla Circularia, genoemd direct na Borels De Vero Telescopii Inventore.

Specilla circularia komt gecombineerd met het boek van Borel ook voor in de veilingcatalogus uit 1824 van de collectie van Gerard en Johan Meerman – en dat is precies in dezelfde samenstelling als het boek dat door Christie’s geveild werd.13 Stond in de veilingcatalogus van Uilenbroek de naam ‘Hudde’ als auteur vermeld, in de veiling van Meerman werd het als onderdeel van Borels boek beschreven, zonder de naam van Hudde. Het boek past goed in Gerard Meermans vroege verzamelbelangstelling. Hij begon rond zijn twintigste boeken te verzamelen, in het begin, vooral rechtshistorische bronnen en werken op het gebied van de wis- en natuurkunde.14 Het eerste boek waarvan bekend is wanneer hij het aankocht verwierf hij in 1743. Het zou dus kunnen dat hij ook al op de veiling van Uilenbroek uit 1741 kocht. Maar erg waarschijnlijk is dat niet: de samenstelling van het Meerman-exemplaar wijkt immers af van het convoluut uit de veiling Uilenbroek. Bovendien wordt het boek niet vermeld in de catalogus van zijn boekverzameling die hij in 1745 begon aan te leggen.15 (vgl. fig. 3)

Fig. 3: 

In het door de KB aangekochte exemplaar staan voor het begin van Specilla circularia enkele notities in een zeventiende-eeuwse of achttiende-eeuwse hand met verwijzingen naar andere boeken over telescopen en microscopen. Ook is de naam ‘Huddenij’ boven het begin van de tekst geschreven. Deze notities zouden kunnen leiden naar degene die het boek eerder in eigendom had. Vergelijking met de handschriften van degenen van wie we weten dat ze een exemplaar van Huddes Specilla circularia hebben bezeten – te weten Frans van Schooten jr, John Wallis, Christiaan Huygens (of diens broer Constantijn jr), Benedictus de Spinoza, Goswin Uilenbroek, of Gerard en Johan Meerman – heeft helaas tot dusverre geen match opgeleverd.

Hoe en wanneer Specilla circularia werd toegevoegd aan de Meerman verzameling is niet bekend. Dát het er ooit aan werd toegevoegd staat vast omdat het in 1824 is verkocht als onderdeel van de Meerman-veiling die van 8 tot en met 15 juni in Den Haag zou plaatsvinden (in werkelijkheid van 8 juni tot en met 3 juli 1824), waar ruim 10.000 boeken, ca. 300 kaarten en plattegronden, ca. 1100 handschriften en 27 bibliotheekmeubels en 4 metalen vazen geveild.16 De belangstelling uit binnen- en buitenland (vooral uit Engeland) was groot. Het werk van Borel/Hudde staat in de Meerman-catalogus beschreven onder nr. 897 van de boeken in kwarto binnen de rubriek ‘Physica, Chemia et Historia naturalis’. In de KB wordt een handgeschreven toevoeging op de Meerman catalogus bewaard waarin alle prijzen en namen van kopers genoteerd zijn. Daarin is te vinden dat het voor 7 gulden werd aangeschaft door de Londense boekverkoper Thomas II Payne, die zo’n 600 boeken op Meerman’s veiling kocht.17

Het bij Christie’s in 2015 geveilde exemplaar was onderdeel van de Science & Medicine Books from The Royal Institution of Great Britain. Het was dus afkomstig uit de bibliotheek van dat instituut. In de gedrukte catalogus van de Royal Institution of Great Britain uit 1821 staat Borels De vero telescopii inventore niet vermeld, in die van 1855 wèl, maar zonder de vermelding dat Specilla circularia er deel van uitmaakt.18 Het boek van Borel is dus tussen 1821 en 1855 door de Royal Institution verworven. Ervan uitgaande dat Huddes werk wel was meegebonden bij dit exemplaar van Borel, maar dat de catalograaf het vergat te vermelden, zou het dus heel goed kunnen dat de Royal Institution of Great Britain via de Londense boekhandelaar Thomas Payne het exemplaar van Meerman kocht.

Waarom de KB?

Mijn zoektocht leidde dus al tot een aantal belangrijke bevindingen: het gaat om een werk dat van groot belang is voor de geschiedenis van de natuurwetenschap in Nederland waarvan geen enkel ander gedrukt exemplaar is overgeleverd. Waarschijnlijk ging het dus ook nog om het exemplaar uit de Meerman-collectie. Ik overlegde met deze en gene en dat alles overtuigde me ervan dat dit unieke drukwerk inderdaad een plaats verdiende in een openbare collectie in Nederland. Maar moest dat de KB zijn? Het is een geschrift dat betrekking heeft op de geschiedenis van de natuurwetenschappen, geschreven door een man die van betekenis is geweest voor de geschiedenis van Amsterdam. Zou de Universiteit van Amsterdam dan niet meer in aanmerking komen, of Museum Boerhaave? Of moest het misschien terug naar de vermoedelijke collectie van herkomst, Museum Meermanno? Ik nam contact op met de genoemde instellingen maar geen van hen bleek van plan te zijn op het werk van Hudde te gaan bieden. Dat maakte dat de KB besloot een poging te doen om het werk te verwerven. Daarvoor moesten nog wel wat zaken geregeld worden: de financiering en een strategie om ervoor te zorgen dat de bieding zou slagen. En de veiling naderde al snel.

Uiteindelijk konden we zonder externe financiering voldoende geld bijeen brengen om tot een bieding te komen die succesvol zou moeten zijn. Maar hoe? In zo’n geval kun je zelf naar de veiling gaan, telefonisch gaan bieden, of een handelaar inzetten. Toevallig waren vlak daarvoor enkele aankopen van bijzondere stukken niet gelukt. Eénmaal was een vertegenwoordiger van de KB zelf op de veiling, in het tweede geval boden we telefonisch. Dat deed me besluiten deze keer een Londense handelaar in te schakelen. Dan betaal je weliswaar een bepaald percentage, maar deze handelwijze leek hier het meest aangewezen. De bewuste handelaar ging onmiddellijk aan de slag. Hij bezocht het veilinghuis, bekeek het boek zorgvuldig, maakte foto’s en liet aan het veilinghuis zien: ik heb een serieuze koper. En zo hoop je maar dat hij andere kopers afschrikt. Of dit het nou was of iets anders: feit is dat hij op 1 december 2015 om vier uur aan mij mailde: ‘Success! We bought it’. So far so good.

Lancering

Dan begint het volgende stadium: hoe gaan we zo’n belangrijke aankoop bekend maken? Je kunt een nieuwe aanwinst gewoon in de kast zetten en hopen dat er ooit iemand voor komt – maar je wilt natuurlijk vooral dat een dergelijk belangrijk boek niet alleen de incrowd bereikt, maar ook anderen die erin geïnteresseerd zijn. Samen met de afdeling Corporate Communicatie werd een strategie opgezet om het boek op een geschikt moment te lanceren. We zochten naar een manier om dit gecompliceerde werk aantrekkelijk te maken. Die manier diende zich aan in de zomer van 2016 toen Rienk Vermij, Fokko Jan Dijksterhuis en Huib Zuidervaart het boek kwamen bekijken. Dat moment, die vreugde, dat enthousiasme – dat wilden we vastleggen. En zo maakte onze fotograaf Theo de Nooij van drie heel enthousiaste wetenschappers een video voor YouTube.19 Ondertussen werd Specilla circularia in het geheel gefotografeerd zodat er ook een digitale presentatie op de website van de KB gemaakt kon worden20 Toen dat alles klaarstond kon het bericht van de aanschaf de wereld in en besloten we Bruno van Waayenburg van de NRC te benaderen. Die was geïnteresseerd en kwam naar de KB om het boek te zien en er meer over te weten te komen. Bovendien hield hij een telefonisch interview met Rienk Vermij. Een jaar na de aankoop was het dan zover: Van Waayenburg schreef over Hudde een uitgebreid verhaal dat een hele pagina in de NRC Next besloeg en zonder foto’s ook in de NRC opgenomen werd.21 Normaal gaat het bekend maken van een aanschaf sneller, maar in dit speciale geval wilden we alles in gereedheid hebben voor we ermee naar buiten gingen om ervoor te zorgen dat deze aankoop de bekendheid zou krijgen die Hudde verdient. Andere media en internet volgden. Ondertussen waren Eric Jorink en ik ook bezig een studiedag over Johannes Hudde te organiseren die op 1 juni 2017 in de aula van de KB werd gehouden en die in deze aflevering van Studium zijn fysieke neerslag vindt. Het moge duidelijk zijn: een dergelijke belangrijke aanschaf die extra uitleg nodig heeft om de wow-factor te bereiken vraagt heel wat meer dan louter een hand opsteken op een veiling. Het vraagt samenwerking met velen, zowel binnen als buiten de KB.

Nogmaals: waarom de KB?

Hierboven heb ik een aantal argumenten genoemd waarom de KB besloten heeft het boekje van Hudde aan te schaffen: het is een letterlijk uniek werk dat getuigenis aflegt van een belangrijke fase in de ontwikkeling van de natuurwetenschap in Nederland; Hudde was een belangrijke Nederlandse geleerde en bestuurder die als expert werd gewaardeerd door grote wetenschappers van zijn tijd zoals Spinoza, Huygens, Van Schooten, Leibniz en anderen; het boekje is één van de weinige gepubliceerde wiskundige stukken van Hudde; het is een werk dat lang verloren werd gewaand; vermoedelijk het exemplaar dat zich ooit in de Meerman-collectie bevond, en andere in aanmerking komende instellingen hadden op dat moment niet de mogelijkheden om het te verwerven. Maar een ander belangrijk argument heb ik daarbij nog niet genoemd: het past ook uitstekend in de collectie van de KB.

Allereerst omdat de KB een belangrijke collectie werken van en over Spinoza beheert die uit ongeveer 1400 (e)boeken en handschriften bestaat, waaronder de enige twee in Nederland bewaard gebleven afschriften van zijn werk in handschrift.22 De boeken van Spinoza zijn vanaf het begin van de KB verzameld en in de loop der tijd werden daar nog de Spinoza-collecties van Adriaan Bogaers, Antonius van der Linde en de nalatenschap van de spinozist Willem Gerard van der Tak aan toegevoegd.23 Hudde en Spinoza correspondeerden met elkaar en Hudde heeft Spinoza beïnvloed. De Nagelate geschriften van Spinoza met het diagram dat hij van Hudde overnam is onderdeel van de rijke Spinoza collectie.24

Daarnaast bezit de KB nog veel andere boeken die de verschillende facetten van leven en werk van Johannes Hudde illustreren. Behalve met Spinoza had Hudde veel contact met – en ook invloed op – andere geleerden en denkers van zijn tijd. Al een paar maal is zijn relatie met de wiskundige Frans van Schooten de jonge aan bod gekomen, de hoogleraar waar Hudde in Leiden colleges bij volgde. Op 21 november 1659 schreef Hudde aan Van Schooten over een methode voor het bepalen van raaklijnen. Deze brief is afgedrukt in het Journal Litéraire.25 Ten slotte moeten nog twee werken genoemd worden van de Amsterdamse wiskundige Abraham de Graaf die in zijn Geheele mathesis de sferische aberratie in lenzen op dezelfde numerieke wijze behandelt als Hudde in Specilla circullaria doet.26 Ook in zijn Inleyding tot de wiskunst lijkt De Graaf zich op Hudde te baseren.27

De tweetalige uitgave van de Geometria van René Descartes, die Huddes leermeester Frans van Schooten uitgaf en waarin twee brieven van de jonge Hudde over wiskundige problemen opgenomen zijn (over de reductie van vergelijkingen en over maxima en minima) is eveneens aanwezig in de KB.28 Het verscheen in de jaren dat Hudde nog volop bezig was met de wiskunde. Ook het werk van Elias Sandra over zijn plannen om de kwaliteit van het grachtenwater in Amsterdam te verbeteren met het water van de Vecht is aanwezig in de KB-collectie.29 In dit boek presenteerde Sandra drie manieren om Amsterdam met water uit de Vecht van zoet water te voorzien, onder meer door het graven van een nieuwe gracht. Tegen dat plan wierp Hudde – toen al lang en breed bestuurder en burgemeester van Amsterdam – een aantal bezwaren op die in het boek afgedrukt zijn en die Sandra op de pagina’s erna probeert te weerleggen.

Als natuurfilosoof mengde Hudde zich ook in de pamflettenstrijd die in 1656 losgebarsten was over de Cartesiaanse filosofie. Een aantal van die pamfletten zijn ook in de KB te vinden.30 Voetianen en Cartesianen stonden tegenover elkaar. De Leidse predikant Jacobus du Bois uit het Voetiaanse kamp schreef felle pamfletten waarin hij tekeer ging tegen de aanhangers van Descartes en Copernicus. Hij zag daarin een bedreiging voor het geloof in de Bijbel. De jonge wiskundige Hudde behoorde in die tijd tot de kring van Van Schooten die zich onder meer bezighield met Descartes en probeerde een wiskundig bewijs te vinden voor diens ideeën. Hudde was ervan overtuigd dat met behulp van de wiskunde alles verklaard kon worden en probeerde in een anoniem pamflet, Wiskonstigh-bewys der onnoselheyt van Jacobus du Bois met wiskundige argumenten aan te tonen dat de Leidse predikant Jacob du Bois het mis had. Daarop probeerde Du Bois eveneens met behulp van de wiskunde Huddes ongelijk te bewijzen, wat weer een reactie van Hudde opriep.

Hudde was als burgemeester van Amsterdam en bewindvoerder van de VOC een belangrijk man. Zo belangrijk dat menig auteur een boek aan hem opdroeg, om hem te bedanken, om hem te eren of om hem gunstig te stemmen. Ik noem u twee voorbeelden hiervan die allebei konden rekenen op zijn betrokkenheid. De uitgever en schrijver Willem Goeree droeg een boek over bouwkunde aan hem op en de geschiedschrijver Olfert Dapper zijn beschrijving van Azië.31

Dit is slechts een kleine selectie van boeken in relatie met Hudde die in de KB te vinden zijn. Er zijn er nog veel meer, en in andere instellingen nóg meer. Er zijn brieven en archiefstukken, bijvoorbeeld bij de buren van de KB, het Nationaal Archief. De selectie die ik noemde komt gedeeltelijk ook ter sprake in andere artikelen in deze bundel en is tot stand gekomen in nauwe samenspraak met een aantal van de sprekers op de Hudde-dag. In die zin is de aanschaf van Huddes Specilla Circularia een prachtig voorbeeld van een ideale situatie: de bibliotheek die vanuit inhoudelijke kennis geattendeerd wordt op een uniek boek dat anders misschien aan de aandacht ontsnapt zou zijn; de bibliotheek die faciliteert en ten dienste staat van diezelfde wetenschap en met behulp van inhoudelijke input een podium biedt om een ten onrechte wat onbekend gebleven figuur in bredere kring bekend te maken.