George Alfred Léon Sarton (Gent, 1884 – Cambridge, Massachusetts, 1956) is mogelijk de belangrijkste wetenschapshistoricus die de Lage Landen ooit heeft voortgebracht. Hij creëerde in veel opzichten het vakgebied en gaf het internationale uitstraling, mede omdat hij het grootste deel van zijn loopbaan doorbracht in de Verenigde Staten. Hij richtte het toonaangevende tijdschrift Isis op en leidde dat gedurende veertig jaren. Hij stond aan de wieg van de History of Science Society. Hij startte Osiris, begon de cumulative bibliography en schreef een handvol boeken waaronder het monumentale overzichtswerk Introduction to the History of Science (5 delen; 1927–1948). Niet voor niets heet de belangrijkste oeuvreprijs in de wetenschapsgeschiedenis al jarenlang de ‘Sarton medal’.fg001
Veel van de bestaande infrastructuur van het vak is aan Sarton te danken, maar inhoudelijk is zijn werk nauwelijks met de tegenwoordige geschiedschrijving te vergelijken. De huidige aandacht voor contextualisering en wetenschappelijke praktijken was hem volkomen vreemd. En ook de ideeënhistorische benadering, die het vak ten tijde van Dijksterhuis en Koyré kenmerkte, is van na zijn tijd; begrippen als wereldbeeld en wetenschappelijke revolutie komen bij Sarton niet voor. Zijn werk stond in een oudere, positivistische traditie. Wetenschap was de ontdekking van onvervreemdbare feiten, die juist niet gekleurd werden door het perspectief van hun ontdekkers. Sarton sloot zich hierin volledig aan bij het gedachtegoed van Auguste Comte.
Hij gaf echter een bijzondere draai aan het positivisme doordat hij er vergaande historische consequenties aan verbond. Wetenschapsgeschiedenis was voor Sarton geen gewone geschiedenis, zomin als Bijbelse geschiedenis dat is voor de gelovige Christen. De reden daarvoor was dat wetenschap zich cruciaal van elke andere menselijke activiteit onderscheidde door haar cumulatieve karakter. Terwijl in de kunst de ene stroming de andere altijd verdrong, voegden wetenschappelijke ontdekkingen zich steeds bij het corpus van bestaande kennis. En waar de cultuur van de Babyloniërs reeds lang was verdwenen, gold hun wiskunde nog altijd. Alleen in de wetenschap was sprake van werkelijke vooruitgang en wetenschapsgeschiedenis kon dat laten zien. Tegelijk kon het vak tonen hoe wetenschappelijke kennis mensen door de eeuwen heen verenigde, juist door het tijdloze karakter ervan.
Eenzelfde eenheid zag Sarton tussen de volkeren. Wetenschappelijke waarheid stoorde zich niet aan landsgrenzen en ontdekkingen van over de hele aarde droegen aan de universele kennis bij. Sartons blikveld was opmerkelijk ‘globaal’. In zijn werk besprak hij Chinese, Perzische en Ethiopische bijdragen te midden van die uit Griekenland, Italië en Duitsland. Hij moest niets hebben van het idee van wetenschap als een Europese uitvinding. Hiermee gaf hij het vak ook een uitgesproken pacifistische strekking. Wetenschapsgeschiedenis toonde de ontwikkeling van datgene wat de mensheid verbond, een terrein waarop geen sprake was van strijd tussen de naties maar van vrije uitwisseling en gezamenlijke inspanning. Wetenschap was ‘la grande pacificatrice’, haar geschiedschrijving ‘une grande œuvre de progrès et de paix’.1 Terwijl gewone historici zich steeds concentreerden op politiek en oorlog, openbaarde Sarton een ‘Secret History’: een onderliggend en veel belangrijker historisch proces van eendracht en vooruitgang.2
Sarton zou deze boodschap een leven lang blijven uitdragen, ondanks de beide wereldoorlogen en de gedwongen emigratie die hij als gevolg van de eerste ondervond. Hij was ontegenzeggelijk een idealist en bracht zijn verhaal met grote passie en aanstekelijk enthousiasme. Zijn programmatische artikelen en voordrachten wisten velen te begeesteren. Toch werd hij ook vaak als enigszins naïef gezien en het lukte hem met moeite om materiële steun voor zijn plannen te krijgen. De eerste jaren financierde hij zijn project met een erfenis. Maar nadat die op was en hij naar de VS vertrok, moest hij elders voet aan de grond zien te krijgen. Dat lukte uiteindelijk, met een werkplek op Harvard en een onderzoeksbeurs van het Carnegie Institution, maar hij moest er jarenlang hard voor lobbyen.
Sarton begon zijn wetenschapshistorische onderneming (met Isis) in hetzelfde jaar dat Gewina werd opgericht. Maar met het ‘Genootschap voor Geschiedenis der Genees-, Natuur-, en Wiskunde’ heeft hij nooit veel te maken gehad. Hij vestigde zich twee jaar later al in de Verenigde Staten en zijn oriëntatie was in het algemeen internationaal. Toch heeft zijn geboorteland België een cruciale rol in zijn werk gespeeld – en wel op twee manieren.fg002
Ten eerste was zijn internationalisme zelf een product van vaderlandse bodem. Sartons geloof dat wetenschap samenwerking en vrede bevorderde kwam in het België van het belle époque allerminst uit de lucht vallen. In het algemeen was het land (nog meer dan nu) een centrum voor internationalistische initiatieven en organisaties. En in het bijzonder vormde wetenschap de kern van een van de grootste internationale ondernemingen: het Mundaneum van Paul Otlet en Henri Lafontaine. Dit was een informatiesysteem (een soort universele kaartenbak) waarin alle kennis van over de hele wereld samengebracht zou worden. De oprichters ontwikkelden daartoe een classificatiesysteem, knoopten overal contacten aan en organiseerden terugkerende wereldcongressen om hun plan te ondersteunen. Het was op zo’n Congrès Mondial dat de jonge Sarton zijn historische project lanceerde.
Dat project sloot dan ook precies aan op het programma van zijn landgenoten. Wat hij onder andere met hen deelde was een bibliografische inslag. Zoals Otlet en Lafontaine publicaties catalogiseerden, zo inventariseerde Sarton waar, wanneer en door wie ontdekkingen gedaan waren – dat was het wezen van zijn geschiedschrijving. Het eindproduct, de meerdelige Introduction, was bovenal een naslagwerk, een historische inventaris van bijdragen aan het corpus van universele kennis. Sartons geschiedschrijving was een historiografische pendant van het Belgische internationalisme.
Maar er is nog een manier waarop zijn Belgische afkomst Sartons werk vorm zou geven. Dit had te maken met de Eerste Wereldoorlog en de hoofdrol die België daar (ongewild) in speelde. Toen Sarton in april 1915 in de VS arriveerde, kende iedereen het lot van zijn land als onschuldig slachtoffer van de Duitse invasie. ‘Remember poor little Belgium’ was een veelgehoorde propagandaslogan, die Britse mannen aanspoorde in dienst te gaan en Amerikanen aanmoedigde kleur te bekennen. De VS hield zich neutraal, maar er woedden hevige discussies over de opstelling van het land in het wereldgebeuren. De consensus verschoof daarbij van onpartijdigheid naar ingrijpen aan geallieerde zijde, wat uiteindelijk ook gebeurde. Wat bleef was het idee dat de VS, ook na oorlogsdeelname, boven de partijen zou staan en het oude, twistzieke Europa zou leiden naar een nieuwe, vreedzame wereldorde. Zulk internationalisme kenmerkte president Wilsons buitenlandse politiek, inclusief zijn leiderschap bij de oprichting van de Volkenbond in 1919.
In dit klimaat vond Sartons pacifistische project plotseling weerklank. Tot die tijd hadden zijn plannen weinig substantiële steun gevonden maar in Wilsoniaans Amerika zou dat veranderen. Sartons wetenschap vertegenwoordigde precies het soort van hogere beschaving, verheven boven de strijd der volkeren, dat Amerika bezig was zichzelf aan te meten. En zijn ‘Secret History’ toonde juist die opmars van vrede en samenwerking die de VS in de wereld hoopte aan te voeren. In een omgeving waarin internationalisme officieel beleid was geworden, werd Sartons pacifisme opeens iets om serieus te nemen.
En Sarton zelf, op zoek naar financiering voor zijn project, verbond ook steeds zijn wetenschapsgeschiedenis aan de actuele internationale politiek. In het eerste naoorlogse nummer van Isis bepleitte hij meteen de noodzaak van het vak, juist nu er een nieuwe vrede opgebouwd diende te worden. En tijdens de oorlogsjaren schreef hij vele opiniestukken en krantenartikelen waarin hij een oorlogseinde zonder revanche bepleitte. Zijn Belgische identiteit kwam daarbij goed van pas, want daarmee representeerde hij het oorlogsleed en klonk zijn verzoenende toon des te beschaafder. Ook medestrijders voor de wetenschapsgeschiedenis zagen zijn ‘Belgian origin’ als een onschatbaar hulpmiddel om hun plannen te realiseren.
De meest vergaande van die plannen was een Institute for History of Science and Civilization dat er uiteindelijk net niet zou komen. Wel kreeg Sarton een post aan Harvard University, gefinancierd door de Carnegie Institution of Washington. En ook de directeur daarvan was onder de indruk geraakt van zowel Sartons ‘scholarship’ als zijn vredesactivisme. Vanaf zijn nieuwe positie zou Sarton de wetenschapsgeschiedenis gaan uitbouwen en dat deed hij vrijwel volledig op een internationaal plan. Maar zijn afkomst uit de Lage Landen had zijn vormgeving van het vak wel degelijk bepaald en ook een beslissende zet gegeven.
Sartons belangrijkste publicaties:
- Introduction to the History of Science 5 vols. (Baltimore etc. 1927–1948)
- The History of Science and the New Humanism (Cambridge, Mass. 1937)
- The Life of Science (New York 1948)
- Horus. A Guide to the History of Science (Waltham, Mass. 1952)
- Sarton on the History of Science (Ambridge, Mass. 1962), red. Dorothy Stimson
Door Sarton opgerichte tijdschriften:
- Isis (vanaf 1913)
- Osiris (vanaf 1936)
Archief:
Houghton Library, Harvard University